Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG6030

Datum uitspraak2008-11-25
Datum gepubliceerd2008-12-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.620136-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

gemotiveerde vrijspraak, medeplegen, medeplichtigheid, opzet


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer Parketnr. : 07.620136-07 Uitspraak: 25 november 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] wonende te [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2008. De verdachte is niet in persoon verschenen en is ter terechtzitting verdedigd door mr. P.L.C.M. Ficq, advocaat te Amsterdam, die heeft verklaard daartoe uitdrukkelijk te zijn gemachtigd. De officier van justitie, mr. B.E.M. van de Ven, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het primair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging) BEWIJS Aan verdachte is primair het medeplegen van oplichting ten laste gelegd. Medeplegen vereist een bewuste en nauwe samenwerking. Dit houdt in dat de medeplegers met opzet samenwerken tot het verrichten van de strafbare gedraging. Het opzet van de medepleger moet op zowel de samenwerking als op de te verrichten gedraging zijn gericht. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden kan niet worden afgeleid dat bij verdachte sprake was van het voor medeplegen vereiste opzet en verdachte dient daarom van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Subsidiair is verdachte medeplichtigheid aan de oplichting ten laste gelegd. Om tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid te kunnen komen moet het opzet van de verdachte zowel op de hulpverlening als op het te verrichten misdrijf zijn gericht. Uit de stukken die zich in het dossier bevinden kan niet worden afgeleid dat bij verdachte sprake was van het voor medeplichtigheid vereiste opzet en verdachte wordt daarom ook van het subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken. BESLISSING Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. J.E. van den Steenhoven en C.W. van Weert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2008.